Een onacceptabele tweedeling in de nieuwe wet Inburgering
Volgend jaar op 1 juli treedt de nieuwe Wet inburgering 2021 in werking. Het doel van deze wet is dat alle nieuwkomers met een inburgeringsplicht zo snel mogelijk Nederlands leren spreken en schrijven op het voor hen hoogst haalbare niveau. Echter, het gevolg van deze wet voor Nederlanders met een buitenlandse partner is dat zij vaak genoodzaakt zijn, weer te vertrekken en niet in hun eigen land met hun partner naar keuze kunnen wonen.
Zowel Statushouders, Nederlanders met een buitenlandse partner (gezinsmigranten) als andere migranten moeten hetzelfde inburgeringstraject doorlopen en aan dezelfde eisen voldoen. Onder de buitenlandse partners zitten hoog- gemiddeld of laag geschoolden, alsmede laaggeletterden. Er is voor deze buitenlandse partners echter geen maatwerk. De gezinsmigranten en overige migranten krijgen in tegenstelling tot statushouders in de nieuwe wet geen maatschappelijke begeleiding aangeboden, geen cursusaanbod van de gemeente en geen financiële ondersteuning. De totale kosten van de verplichte inburgering kunnen oplopen van 5000 tot 10.000 euro. Voor veel Nederlanders met een buitenlandse partner is dit niet op te brengen. Vooral vanwege de nieuwe hoge taaleisen en de stress om examens binnen 3 jaar te halen, lopen de kosten op. Menigeen geeft het dan ook op en vertrekt om zich elders te vestigen in Europa of daarbuiten. Men wordt gestraft door op iemand van buiten de EU verliefd te worden, terwijl partners uit Spanje, Hongarije of Griekenland zich in Nederland kunnen vestigen zonder inburgeringsplicht.
Belangenorganisaties Stichting GOED, Stichting Buitenlandse Partner en Inburgeraars 2013-2020, spreken hun zorgen uit. Zij zijn van mening dat de gezinsmigranten, meer dan de helft van alle verplichte inburgeraars, in de nieuwe wet nog verder onder druk worden gezet door aan verzwaarde eisen te moeten voldoen.
De organisaties zijn van mening dat het onderscheid tussen statushouders, gezinsmigranten en overige migranten leidt tot een onacceptabele tweedeling binnen de groep inburgeringsplichtigen. De een krijgt passend maatwerk aangeboden, begeleiding en gratis taalonderwijs, de ander is zelf verantwoordelijk voor het hele traject en draait voor alle kosten op.
Het kabinet heeft de adviezen en aanbevelingen die door vele organisaties zijn uitgesproken, voordat de wet werd aangenomen in de Tweede Kamer, naast zich neergelegd met de onhoudbare redenering; dat gezinsmigranten een betere startpositie zouden hebben dan andere inburgeraars en zij er zelf voor hebben gekozen naar Nederland te komen. Echter in de praktijk blijkt maar al te vaak dat ze geen andere keuze hebben, dan een verblijf in Nederland, om samen met hun partner te kunnen zijn. De belangenorganisaties hebben de Eerste Kamer nu dringend verzocht de positie van de gezinsmigranten alsnog te onderzoeken, voordat de wet wordt aangenomen.
- EINDE PERSBERICHT